Morgen ligt ons land tussen twee storingen in: één storing boven het noordwesten van Frankrijk en uiterste oosten van Engeland en een zwakke storing boven het westen van Duitsland en (noord)oosten van ons land. De storing ten westen van ons haalt ons land mogelijk niet, maar in Zeeland blijft een spatje motregen mogelijk.

Diverse weermodellen berekenen morgen buien in het oosten en noordoosten van het land. De kans dat deze lichte buien gaan ontstaan, is best groot. De lucht is op middelbaar niveau een beetje onstabiel en een zwak front zorgt voor een klein zetje waardoor de buitjes kunnen ontstaan. Ondanks deze buitjes, blijft het waarschijnlijk droog in het oosten.

Momenteel stroomt er droge lucht over ons land uit. Dit is goed te zien in de parameters die de hoeveelheid vocht in de lucht aanduiden: dauwpunt en relatieve luchtvochtigheid. De relatieve luchtvochtigheid geeft aan tot in hoeverre de lucht is verzadigd met lucht, het dauwpunt geeft aan tot hoe ver de lucht moet afkoelen om verzadigd te raken. 

In de meteorologie geldt dat hoe warmer de lucht is, hoe meer vocht het kan bevatte voordat het verzadigd is. Lucht van 15 graden kan ongeveer 10 gram water vasthouden, terwijl lucht van 25 graden ongeveer 20 gram water kan vasthouden. Is de relatieve luchtvochtigheid bij een luchttemperatuur van 25 graden ongeveer 50%, dan zit er dus ongeveer 10 gram waterdamp in de lucht. Stel dat de temperatuur ineens daalt naar 15 graden en de hoeveelheid waterdamp gelijk blijft, dan stijgt de luchtvochtigheid ineens naar bijna 100%. In dit geval is 15 graden ook de dauwpuntstemperatuur.

Liggen de ‘reguliere’ temperatuur en dauwpuntstemperatuur ver van elkaar af, dan zal ook de relatieve luchtvochtigheid laag zijn. Voordat de lucht verzadigd is, moet er best veel vocht aan de lucht worden toegevoegd. Dat kan door aanvoer van vochtige lucht zijn, maar ook door neerslag van bovenaf, bijvoorbeeld een bui.

Morgen berekenen de weermodellen enkele buien, maar de lucht is zo droog dat de neerslag hoogstwaarschijnlijk de grond niet haalt. Een regendruppel die valt, zal in de droge lucht verdampen. Alleen wanneer de neerslagintensiteit hoog genoeg is, kan een druppel de grond halen. Gezien het lichte karakter van de buien, lijkt dat dus onwaarschijnlijk.

In de onderste kilometer van de atmosfeer is de lucht zo droog dat er flink wat neerslag moet vallen om deze te kunnen verzadigen. Wanneer de zon af en toe door het wolkendek heen schijnt, kan het wel fraaie plaatjes van valstrepen opleveren. Dan zie je de neerslag uit de wolk vallen, maar de grond niet halen. De regensluier wordt tijdens de weg naar beneden alsmaar dunner en lost na verloop van tijd steeds verder op.