De laatste keer dat het ergens in het land matig vroor was op 3 april. Op veel plaatsen in het oosten en zuiden daalde de temperatuur toen tot beneden -5 graden. In het Gelderse Deelen koelde het af naar -6,3 graden. 

Gemiddeld komt de eerste lokale matige vorst rond 1 december voor. Dit jaar is de matige vorst vroeg, maar de meest vroege datum dat het ergens in het land tot matige vorst kwam is 7 oktober 1912. In Winterswijk werd het die dag -5,7 graden. Er is nog nooit een winterseizoen geweest waarin het nergens tot matige vorst kwam. 

Vorig jaar werd de eerste lokale matige vorst op 10 december gemeten. In het Drentse Eelde daalde de temperatuur op de late avond tot onder de -5 graden. Uiteindelijk werd het in de nacht -6,6 graden.

In 2020 werd op 29 november de eerste lokale matige vorst in de avond genoteerd. Op vijf KNMI-meetpunten daalde de temperatuur onder de -5 graden met in Twente -6,2 graden. Uiteindelijk daalde de temperatuur in de nacht in Twente naar -6,7 graden. Het jaar daarvoor, in het winterseizoen 2019-2020, moest tot 21 januari worden gewacht voordat de temperatuur ergens in het land tot beneden -5 graden daalde. 

Volgens het geldende klimaatnormaal 1991-2020 komt het gemiddeld in het oosten en noordoosten van het land op veertien tot zestien dagen tot matige vorst. In de vorige klimaatperiode 1981-2010 was dit nog zeventien tot negentien keer het geval. In het midden en zuiden vriest het gemiddeld tien keer en dat was in de vorige klimaatnormaal nog drie dagen meer.

In het westen van het land komt matige vorst het minst vaak voor. Vanwege de invloed van relatief warm zeewater vriest het op twee tot vijf dagen. Dat was in de vorige klimaatperiode nog drie tot zeven keer.

Foto: Jan Kuipers