Stormen die elkaar kort opvolgen zoals Dudley en Eunice worden tweelingstormen genoemd. Deze uitdrukking werd in de jaren 50 gebruikt. In mei 1958 kreeg zo’n tweeling  de naam Hemel en Dampkring. 

Naar aanleiding van twee zware stormen vlak voor Kerstmis in 1954 zijn KNMI meteorologen onderzoek gaan doen naar tweelingstormen. Uit dat onderzoek kwam naar boven dat de kans op een tweede storm twee tot drie dagen na een storm duidelijk groter is.

Het snel opvolgen van stormen is zeldzaam maar dus niet uniek. Wanneer er een krachtige straalstroom aanwezig is in de bovenlucht kunnen depressies zich makkelijk ontwikkelen.  In het ‘ideale geval groeien deze lagedrukgebieden uit tot stormdepressies. Vaak zit er dan tussen de stormen 1 of 2 dagen tussen. Tussen de stormen zien we dan vaak de passage van een mobiele rug, ook wel een trekrug genoemd.

Dudley en Eunice zijn ook zo’n typische tweeling en het is zelfs niet uitgesloten dat het een drieling gaat worden. Op de weerkaarten zien we zaterdag bij het Verenigd Koninkrijk een volgende depressie sterk uitdiepen. Dit zou zomaar eens storm Franklin kunnen worden.

In  KNMI data vinden we meerdere voorbeelden. Bijvoorbeeld 3 stormen in de periode 16-25 november 1928. In de periodes 21-23 december 1954 en 25-31 december 1999 hadden we in Nederland ook met tweelingstormen te maken. In het laatste geval werd vooral Frankrijk zeer zwaar getroffen.