In Hupsel bleef vandaag de temperatuur met maximaal -0,2 graden de hele dag net onder nul. Daarmee is de eerste lokale ijsdag van dit jaar een feit. Wanneer de maximumtemperatuur van een etmaal lager is dan 0.0 graden is sprake van een ijsdag. Vriest het ergens in een etmaal, maar is de maximumtemperatuur hoger of gelijk aan 0.0 graden, spreken we van een vorstdag. Wanneer in De Bilt sprake is van een maximumtemperatuur lager dan 0.0 graden, is sprake van een officiële ijsdag.

De laatste lokale ijsdag in ons land was op 21 januari in de vorige winter. Toen bleef het kwik in het Limburgse Ell op -0.1 graden steken. Dat was ook de enige plaats en de enige dag van de vorige winter waarop het kwik ergens in ons land niet boven nul uit is gekomen in een compleet etmaal.

Het had niet veel gescheeld of afgelopen winter was de eerste winter sinds 1901 waarop het op geen enkel meetpunt in ons land tot een ijsdag is gekomen. Recordhouder was afgelopen winter niet, want in de winter van 1974-1975 kwam het ook maar tot één lokale ijsdag. 

De winter van 1962-1963 kende de meeste lokale ijsdagen. Op 68 verschillende dagen kwam het ergens in ons land tot een ijsdag. De meeste ijsdagen op één meetpunt in één winterhalfjaar zijn gemeten in Eelde. In de winter van 1946-1947 werden daar maar liefst 61 ijsdagen gemeten!

Gemiddeld komen in het midden van ons land ongeveer 8 ijsdagen per winterhalfjaar voor. In Zeeland zijn dit er 3 tot 5, in het noordoosten van het land gemiddeld 11 tot 13. Lokale ijsdagen komen normaal gesproken in ons land voor in de maanden november tot en met maart. 

De vroegste ijsdag ooit gemeten in ons land was op 30 oktober 1940, toen werd het in Maastricht de hele dag niet warmer dan -0.2 graden. Lokale ijsdagen in april zijn ook wel eens voorgekomen. Op 5 april 1911 was de maximumtemperatuur in Maastricht -0.5 graden.