In het huidige klimaat komt het gemiddeld op 23 oktober voor het eerst tot lokale vorst. Van lokale vorst is sprake als de temperatuur ergens in Nederland tot beneden het vriespunt is gedaald op 1,5 meter hoogte. Dit jaar is de eerste plaatselijke vorst rijkelijk laat.

De meest vroege datum voor de eerste plaatselijke vorst is 15 september 1971. Op het KNMI-station Deelen in Gelderland daalde de temperatuur toen naar -0,1 graden. Een dag later, op 16 september, kwam het op meerdere plaatsen tot vorst. In Winterswijk werd het -2,4 en in Soesterberg -2,2 graden. Ook De Bilt had toen vorst. Met -0,4 graden was het daarmee de meest vroege officiële vorstdag na de zomer.

De vorige keer dat het ergens in ons land op 1,5 meter hoogte vroor was op 9 mei. In Leeuwarden daalde het kwik toen naar -0,6 graden.

Niet alleen in Woensdrecht, maar ook in Ell en Arcen daalde de temperatuur tot onder nul. Aan de grond vroor het op meerdere plaatsen, tot -4,8 graden aan toe in Eindhoven, maar de eerste vorst aan de grond werd al op 20 september gemeten.

In het jaar 2000 was de eerste nachtelijke vorst erg laat. Pas op 16 december verscheen er een minnetje voor de temperatuur. In Gilze-Rijen daalde de temperatuur naar -1,8 graden. Op 17 december van dat jaar noteerde ook De Bilt een vorstdag. Het was dan ook de meeste late officiële vorstdag ooit. 

Vorig jaar daalde de temperatuur op 16 oktober voor het eerst lokaal onder nul. In 2020 was 17 oktober de eerste lokale vorstdag en in 2019 vond de eerste vorstdag op 29 oktober plaats. In alle gevallen had Twente de primeur. Ook in 2018 was het meetpunt Twente met de eerste vorst. Toen was het al op 29 september het geval. Dit jaar heeft Ell dus de primeur.

Foto: Jos Hebben