De periode van 11 tot en met 14 mei noemt men ijsheiligen. Het is de periode die de overgang aangeeft naar een periode waarbij de kans op vorst zeer klein wordt.
IJsheiligen een begrip uit de volksweerkunde
Van nachtvorst ben je nimmer vrij,
als Bonifaas nog niet is voorbij
Bonifatius, 14 mei
Voor de boeren was het einde van IJsheiligen vroeger het signaal dat de schade aan hun gewassen nihil werd.
Vroeger, laten we zeggen zo'n 1000 jaar geleden, had men nog geen mooi meetnet, weerkaarten en weermodellen. Weersverwachtingen werden opgehangen aan waarnemingen die men deed van de lucht (atmosfeer) en de natuur. Op basis van wat men zag deed men een uitspraak over het te verwachten weer. Vooral boeren, vissers en andere mensen die veel in de buitenlucht werkten kwamen zo tot allerlei regeltjes en verwachtingstechnieken die niet wetenschappelijk waren onderbouwd.
IJsheiligen is ook zo een begrip. De periode 11 tot en met 14 werd in die tijd bestempeld als een overgangsperiode naar een periode waarbij de kans op vorst zeer klein werd en het weerbeeld warmer werd. Een belangrijk moment voor boeren die dan wisten dat hun kwetsbare gewassen geen vorstrisico meer liepen. Het was ook vaak het moment om de meest kwetsbare gewassen te gaan poten.
Voor Servaas geen zomer,
na Servaas geen winter.
Servatius, naamdag 13 mei
Naamdag
In die tijd had men het niet zo gauw over 11 mei. De katholieken gebruikten naamdagen. Katholieke heiligen hadden hun eigen naamdag, vaak hun eigen sterfdag. 11 Mei was bijvoorbeeld de naamdag van Mamertus. Samen met Pancratius (12 mei), Servatius van Maastricht (13 mei) en Bonifatius van Tarsus (14 mei) vormt hij de ijsheiligen. De heiligen hebben op zichzelf niets met kou of vorst te maken.
Geen waterdichte theorie
Nu we al weer een tijdje over een meetnet beschikken weten we ook dat ijsheiligen niet een waterdichte theorie is. Na 15 mei komt er bijna ieder jaar nog wel een keer vorst aan de grond voor, maar de frequentie en ook de mate van vorst neemt sterk af. Jonge gewassen zijn in het tweede deel van mei ook al meer gegroeid waardoor ze sterker worden en beter tegen vorst kunnen. Ook dat zal ongetwijfeld hebben meegespeeld in de perceptie van onze voorvaderen dat vorst minder vaak voorkwam.
IJsheiligen steeds eerder
Het KNMI heeft onderzoek gedaan naar het einde van de winterse periode. Met de winterse periode wordt de termijn aangeduid waarin de dagelijkse kans op vorst (op 1.5 meter) groter is dan 1%. Voor De Bilt, het hoofdstation van het KNMI, eindigde deze periode tussen 1981 en 2010 rond 8 mei, een paar dagen voor ijsheiligen. Aan het begin van de 20ste eeuw eindigde deze periode nog rond 22 mei, duidelijk na ijsheiligen. Met de klimaatverandering die gaande is, is de verwachting dat het moment van ijsheiligen nog vroeger zal gaan vallen. Mogelijk dat we over een jaar of 30 de huidige ijsheiligen moeten gaan vervangen. Misschien dat we wel Marcus (naamdag 25 april) als ijsheilige gaan krijgen.
Regenheiligen en schaapscheerderskou
Naast de ijsheiligen zijn er ook de minder bekende regenheiligen. Deze heiligen hebben hun naamdagen tussen 8 en 15 juni. Het is een kritische periode waarin overvloedige regenval de gewassen op het land, die nog niet volgroeid zijn, flink kan beschadigen.
Als het regent op Sint-Barnabas, zwemt de oogst in een waterplas
Sint-Barnabas, 11 juni
Regenheiligen valt in een periode die ook de schaapscheerderskou wordt genoemd. In de periode van 5 tot en met 20 juni kan het soms door een noordelijke stroming erg somber en koud zijn. De zon komt er dan door een onafgebroken aanvoer van wolkenvelden vanaf de Noordzee niet of nauwelijks aan te pas. Voor herders was dit een ideale periode om de schapen te (laten) scheren. De kale, onbeschermde huid van de schapen werd dan niet direct blootgesteld aan de krachtige zon.
Wordt het lekker weer of niet? Hoewel de beleving voor iedereen anders is, hebben we getracht een algemeen cijfer te geven voor het weerbeeld per dag. Het weercijfer is gebaseerd op een algoritme dat is gecreërd door onze meteorologen en bevat variabelen als zonuren, (gevoels)temperatuur, wind, neerslag en wolken. Vooral een rustig en zonnig weerbeeld zorgt voor een hoge score van het weercijfer.