Veel
wintersporters hebben dit misschien wel een keer meegemaakt: een
strakblauwe lucht en weinig wind. De bergen nodigen uit maar dan kijk je
naar het lawinegevaar: matig tot groot. Hoe kan dit en welke rol speelt
het weer bij het risico en ontstaan van lawines? In dit artikel nemen we je mee in de
bijzondere wereld van sneeuw en lawines.
Een lawine is ‘een massa sneeuw of puin die langs de helling van een bergt neerstort’. Vaak ontstaat een lawine als er een zwakke laag binnenin de sneeuwlaag zit of er een slechte binding met de bodem aanwezig is. Als er boven zo'n zwakke laag stevigere en beter aan elkaar hechtende sneeuw ligt kan deze over die zwakke laag gaan glijden. Dit kan spontaan gebeuren of door een 'trigger' zoals een skiër of vallende steen. Deze belasting drukt door in het sneeuwdek tot een zwakkere laag bereikt wordt. Zo'n zwakke laag is soms maar enkele centimeters dik maar kan er wel voor zorgen dat het sneeuwdek breekt en de sneeuw van de helling afglijdt.
Al eerder schreven we over herfstsneeuw en lawines. Sneeuw die in de herfst of de vroege winter valt kan wekenlang voor een verhoogd lawinegevaar zorgen in de bergen. Dit komt omdat er een zwakke laag van broze kristallen zich aan de bodem kan vormen. Uiteraard zijn er nog veel meer factoren die het lawinegevaar bepalen. Naast de hellingsgraad en belasting op het sneeuwdek (van een steen, skiër of wandelaar) speelt het weer een cruciale rol. De vorming van zwakke lagen in de sneeuw die kunnen breken is vaak belangrijk en beïnvloed door het weer.
De
wind is misschien wel de belangrijkste factor voor het risico op
lawines. Zoals er bij de Duitstalige lawinediensten mooi gezegd wordt: "Der Wind ist der Baumeister der Lawinen”. Oftewel: dit wind vormt een cruciale rol in de toename van het lawinegevaar. Hoe zorgt wind voor een verhoogd risico?
Als het hard waait in de bergen wordt de sneeuw verplaatst. Op de ene plek waait er sneeuw weg en die wordt elders compacter neergezet. Daar waar de sneeuw is weggewaaid kan het zijn dat een zwakke laag te dicht bij het oppervlak komt te liggen. Een belasting van een skiër of wandelaar kan dan zorgen voor een breuk van die zwakke laag waardoor de sneeuw kan gaan schuiven.
Vanuit een helikopter is door het ontploffen van een dynamietstaaf deze #lawine 'opgewekt'#Mittelberg pic.twitter.com/jdnNjBWh0n
— Hans ter braak (@hansterbraak) January 16, 2021
Tegelijkertijd
kan wind ook zelf voor een zwakke laag zorgen. Daar waar sneeuw compact
wordt neergezet kan losse (verse) sneeuw ingesneeuwd raken. Zo ontstaat
er een zwakke laag met losse, slecht gebonden, sneeuw met daarboven een compacte laag sneeuw gevormd door de wind. Door het eigen gewicht (soms kan er meerdere meters aan sneeuw afgezet worden door de wind) of belasting op het sneeuwdek kan deze laag breken en de sneeuw die erbovenop ligt gaan schuiven. Oppassen
dus als er duidelijke sporen van wind te zien zijn in het sneeuwdek.
Die sporen zijn vergelijkbaar met de contouren van zandduinen of sporen
in het zand na een harde wind op het strand.
Naast
de wind zijn temperatuurverschillen in het sneeuwdek ook een risico.
Het kan voorkomen dat na een relatief warme periode er verse sneeuw
valt en de temperatuur sterk daalt. Hierdoor valt er relatief koude sneeuw op
een relatief warm sneeuwdek. Het kan ook andersom: na een koudere periode valt
er relatief warme sneeuw op een relatief koud sneeuwdek.
Op
het moment dat deze sneeuw valt er is niet direct een probleem. Deze
ontstaat in de uren en dagen die volgen. Door de temperatuurverschillen
binnen het sneeuwdek
ontstaat een transport van vocht. Dit temperatuurverschil kan oplopen naar een paar graden binnen 1 meter sneeuw! Vanuit de warmere sneeuwlaag wordt vocht
getransporteerd naar de koelere sneeuwlaag. Op de overgang van de warme en koude sneeuw ontstaat een zwakke laag met broze kristallen. Er verdwijnt namelijk massa rondom deze overgang naar de koelere laag. Deze zwakke laag kan bij belasting breken waardoor sneeuw erboven kan gaan schuiven. Het lastige van deze situatie is dat deze laag middenin het sneeuwdek ligt en pas gevonden kan worden door een sneeuwprofiel te graven.
Niet
alleen de temperatuur van de sneeuw, maar ook die van de lucht is
belangrijk voor het risico op lawines. Als het bijvoorbeeld dooit dan
smelt een deel van de sneeuw waardoor het sneeuwdek zwaar wordt. Wanneer
de helling stijl genoeg is kan de sneeuw spontaan op de bodem van de helling gaan glijden. Er is dus geen belasting van skiërs of wandelaars nodig in dit geval.
Dit soort lawines zien we vaak in de herfst of lente. In de herfst
speelt de dan nog warme bodem ook een belangrijke rol. Er ontstaat dan een smeltlaag aan de bodem waardoor de bodem te glad wordt en de sneeuw kan gaan schuiven. Een belangrijk voorteken zijn scheuren die zichtbaar zijn in de sneeuw.
Tijdens
de lente komen geregeld ook ‘oude problemen’ weer aan bod. De
voorgeschiedenis van de winter is hierin belangrijk waarbij oude zwakke
lagen weer te dicht bij het oppervlak kunnen komen te liggen. Daarnaast kan de zwakke laag nabij de bodem (die is gevormd in de herfst of vroege winter) juist het afvoeren van smeltwater faciliteren. De zwakke broze laag biedt weinig weerstand tegen stromend water waardoor de verbinding met de bodem wegvalt. Ook wordt de sneeuw steeds zwaarder en vochtiger door het warmer wordende weer en krachtigere zon wat het risico op spontane lawines groter maakt.
Als
er regen valt kan alle sneeuw verdwijnen, maar regen kan ook voor een
groter risico op lawines zorgen. De sneeuw wordt ten eerste een stuk
zwaarder. Daarnaast zoekt smelt- en regenwater zich een weg door de
sneeuwlaag waardoor deze verzwakt. Dit water kan in de sneeuwlaag weer
bevriezen en zo een korst van ijs vormen midden in
het sneeuwdek. Zo’n laag is vaak zwak wat weer voor een risico op
lawines zorgt. In tegenstelling tot andere weersinvloeden is regen
makkelijk te herkennen: sporen die op riviertjes
lijken in de sneeuw. En daarnaast weet de wintersporter natuurlijk als
geen ander of een wintersportdag letterlijk in het water is gevallen
door regen.
Er
zijn ook subtielere en lastig te herkennen processen die een zwakke laag op de
sneeuw kunnen vormen: rijp en korrelhagel. Korrelhagel bestaat uit losse bolletjes ijs die slecht met elkaar binden. Rijp bestaat juist
uit losse ijskristallen en vormt ook een zwak geheel. In het principe
is er nog niets aan de hand als er rijp of korrelhagel op een sneeuwdek
ligt. Deze ontstaan pas als deze ingesneeuwd raakt. Zeker in combinatie
met wind en sneeuwval (gebonden en stevige sneeuw wordt ergens afgezet).
Zo’n zwakke laag breekt gemakkelijk bij weinig belasting met alle
gevolgen van dien terwijl deze laag heel lastig te herkennen is uit een
sneeuwprofiel. Men moet echt weten hoe het weer zich heeft gedragen in
de voorgaande periode om te weten of rijp of korrelhagel op het sneeuwdek aanwezig kan zijn.
Zo blijkt maar weer dat sneeuw en lawines niet alleen afhangen van de sneeuw zelf, maar dat ook andere factoren van het weer een cruciale rol spelen. Locals weten vaak als geen ander hoe het weer was in de laatste weken en waar de risico’s het hoogst zijn. Waar wordt de sneeuw bijvoorbeeld heen geblazen en neergezet bij een storm in de bergen? Of zijn er buien met korrelhagel geweest? De lawine experts weten ook verschillende risicofactoren te combineren om het gevaar in te schatten. Laat
je altijd goed informeren en neem de juiste voorzorgsmaatregelen mocht je de piste willen verlaten.
Omslagfoto: AdobeStock / Nakimori
Bekijk hieronder de neerslagverwachting van het Harmonie weermodel voor de komende 48 uur. Meer weerkaarten bekijken doe je op I'm Weather.
Wordt het lekker weer of niet? Hoewel de beleving voor iedereen anders is, hebben we getracht een algemeen cijfer te geven voor het weerbeeld per dag. Het weercijfer is gebaseerd op een algoritme dat is gecreërd door onze meteorologen en bevat variabelen als zonuren, (gevoels)temperatuur, wind, neerslag en wolken. Vooral een rustig en zonnig weerbeeld zorgt voor een hoge score van het weercijfer.